-
1 kwaad
kwaad1〈 het〉♦voorbeelden:kwaad doen • faire le malmen moet kwaad met goed vergelden • on doit rendre le bien pour le malkwaad met kwaad vergelden • rendre le mal pour le malhet kwaad was al geschied • le mal était déjà faitzich ten kwade keren • tourner malhij kan daar geen kwaad doen • il a conquis tous les coeursvan geen kwaad weten • être parfaitement innocentik zie daar geen kwaad in • je n'y vois aucun malergens geen kwaad in zien • ne pas entendre malice à qc.daar steekt geen kwaad in • ce n'est pas bien méchantzij bedoelt daar geen kwaad mee • elle n'y entend pas malicevan kwaad tot erger (vervallen) • (aller) de mal en piskwaad stichten • faire du malhet kwaad met wortel en al uitroeien • couper le mal à la racine————————kwaad2♦voorbeelden:het kwaad (te verduren) hebben • être (mis) à maldat is zo kwaad niet • cela n'est pas trop malhij meent het zo kwaad niet • il n'y entend pas malicehij is de kwaadste niet • il n'est pas bien méchantzich kwaad maken, kwaad worden • se fâcher (contre) -
2 dat loopt scheef
dat loopt scheef -
3 de verkeerde kant opgaan
de verkeerde kant opgaan -
4 kant
♦voorbeelden:aan de andere kant van de rivier • de l'autre côté de la rivièreaan de andere kant van de stad • à l'autre bout de la villede goede kant van een stof • l'endroit d'un tissuzich van zijn goede, ongunstige kant laten zien • se montrer à son avantage, désavantagehet leven van de goede kant opnemen • prendre la vie du bon côtéeen goede kant hebben • avoir du bonop zijn rechter kant slapen • dormir sur le côté droitiemands sterke kanten • les (points) forts de qn.de verkeerde kant van een stof • l'envers d'un tissu〈 figuurlijk, schertsend〉 aan de verkeerde kant van de vijftig zijn • être du mauvais côté de la cinquantainealles van de zonnige kant bekijken • voir tout en roseiemand aan zijn kant krijgen • mettre qn. de son côtéaan deze kant van de rivier • de ce côté-ci de la rivièreaan de ene kant …, aan de andere kant • d'un côté …, de l'autre (côté)aan de andere kant • d'autre partaan iemands kant staan • être du côté de qn.het recht aan zijn kant hebben • avoir le droit pour soiaan de kant zitten waar de klappen vallen • être du côté où pleuvent les coupshij is aan één kant doof • il est sourd d'un côtévan uw kant • de votre côté2 iets met kant afzetten • border qc. de dentelleaan de kant van de weg staan • être au bord de la routeaan de kant! • du large!de ene kant tegen de ander • bord à borddeze kant op, alstublieft • par ici, s'il vous plaîtwe komen binnenkort jullie kant op • nous passerons bientôt du côté de chez vouswelke kant ga jij op? • de quel côté vas-tu?moet jij ook die kant uit? • tu vas aussi de ce côté-là?naar alle kanten • dans tous les azimutsdat is de kant van Haarlem op • c'est du côté de Haarlemvan alle kanten • de toutes partsdat hoor je van alle kanten • on entend dire cela de tous côtésgeen kant meer op kunnen • être coincéaan de late kant • sur le tardvan de verkeerde kant zijn • en êtrewij van onze kant • quant à nouszet je zorgen aan de kant • oublie tes soucisiets aan kant maken • ranger qc.dat kan ik niet over mijn kant laten gaan • je ne peux pas accepter celaiets over zijn kant laten gaan • laisser glisser qc.zich van kant maken • se suicideriemand van kant maken • liquider qn.dat klopt van geen kanten • ça n'a ni queue ni têtedat deugt van geen kant • ça ne vaut pas un pet (de lapin)→ link=dubbeltje dubbeltje -
5 scheeflopen
-
6 uitpakken
1 [uit de verpakking nemen] déballer2 [van zijn inhoud ontdoen] vider♦voorbeelden:het uitpakken • le déballage1 [aflopen] se terminer2 [royaal voor de dag komen] se mettre en frais♦voorbeelden:verkeerd uitpakken • tourner mal2 uitpakken voor iemands verjaardag • se mettre en frais pour fêter l'anniversaire de qn.3 hij kan behoorlijk uitpakken • quand ça le prend, il déballe tout ce qu'il a sur le coeurtegen iemand uitpakken • lâcher son paquet à qn. -
7 verkeerd uitpakken
verkeerd uitpakken -
8 zich ten kwade keren
zich ten kwade keren -
9 keren
1 [algemeen] tourner2 [teruggaan] retourner♦voorbeelden:〈 leger〉 rechtsom keert! • demi-tour à droite!het keren van het tij • le changement de la marée→ link=half halfII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [toewenden] tourner3 [afwenden] parer♦voorbeelden:grond keren • retourner la terre2 de rug naar iemand keren • tourner le dos à qn.iets ten goede keren • faire en sorte que les choses tournent bienhet water keren • endiguer l'eauIII 〈wederkerend werkwoord; zich keren〉1 [zich omdraaien] se tourner2 [+ tot][zijn toevlucht zoeken bij] se tourner (vers)3 [+ tegen][zich verzetten tegen] se tourner (contre)♦voorbeelden: -
10 gek
gek1〈de〉♦voorbeelden:ja, ik ben daar gek! • tu me prends pour quoi?met iemand, iets de gek steken • tourner qn., qc. en ridiculehet is zoveel waard als een gek ervoor wil geven • une chose vaut autant que ce que l'acquéreur en donneiemand voor de gek houden • se payer la tête de qn.zichzelf voor de gek houden • refuser de voir les choses en facevoor gek staan • avoir l'air ridiculeiemand voor gek zetten • ridiculiser qn.voor gek lopen • avoir l'air d'un fourijden als een gek • conduire comme un foudat is te gek om los te lopen • c'est trop fort〈 spreekwoord〉 één gek kan meer vragen dan tien wijzen kunnen beantwoorden • un fou fait plus de questions qu'un sage (ne donne) de raisons〈 spreekwoord〉 gekken en dwazen schrijven hun namen op deuren en glazen • les murailles sont le papier des fous→ link=buurman buurman————————gek21 [krankzinnig] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 fou/fol/folle♦voorbeelden:1 ik ben me daar gek! • je ne suis pas fou, moi!ben je gek • ça va pas?het is om gek van te worden • c'est à devenir fouzich gek zoeken naar iets • se donner un mal fou pour trouver qc.ik word gek van hem • il me rend fou2 ben je gek! • tu es fou!hij is er gek genoeg voor • il en est bien capablehij is zo gek nog niet als hij er (wel) uitziet • il n'est pas aussi bête qu'il en a l'airdat lijkt me niet gek • ça n'est pas bêtedat is lang niet gek • ce n'est pas si bête que çagekke streken uithalen • faire des bêtiseswat een gekke vent! • quel drôle de type!je kunt het zo gek niet bedenken, verzinnen of … • on a beau se creuser la cervelle, mais …doe maar gewoon, dan doe je (al) gek genoeg • arrête de faire l'imbécilegek staan, zitten te kijken • tomber de (son) hautergens gek van opkijken • en ouvrir de grands yeuxiets geks zeggen • dire qc. d'idiotdat is te gek om los te lopen • c'est complètement idiotdat is van de gekke • c'est complètement dinguehet gekke van de zaak is … • ce qu'il y a de drôle dans l'affaire, c'est que …→ link=oud oudgek zijn op aardbeien • adorer les fraiseshet is nog niet zo gek lang geleden • il n'y a pas si longtemps¶ het moet al gek gaan als … • ce serait bien le diable si …dat is niet gek • c'est pas malte gek, zeg! • terrible!een te gekke meid • une fille du tonnerre -
11 goed
goed1〈 het〉♦voorbeelden:liggende goederen • biens immeublesroerend en onroerend goed • biens meubles et immeublesik kan daar geen goed meer doen • tout ce que je fais est mal prisgoed doen • faire le bieniemand goed doen • faire du bien à qn.het zal u veel goed doen • cela vous fera grand bieniets goeds • qc. de bonhij lust graag wat goeds • il aime les bonnes choseshoud dat mij ten goede • ne le prenez pas en mauvaise partten goede komen (aan) • profiter (à)verandering ten goede • (une) améliorationzich ten goede keren • tourner bienwe hebben nog een diner te goed • nous avons encore un dîner en perspectiveik heb nog vier vakantiedagen te goed • il me reste encore quatre jours de vacances (à prendre)je houdt het van mij te goed • je te revaudrai çadat hebben we nog te goed • ce n'est que partie remisedat heb je nog van me te goed • je dois encore te rendre cela; 〈 als dreigement〉 tu ne perds rien pour attendre!wollen goed • lainagehij heeft zijn zondagse goed aan • il porte ses habits du dimanche————————goed2♦voorbeelden:een goed jaar geleden • il y a une bonne année (de cela)is dat je goeie pak? • c'est ton beau costume?hij is een goede veertiger • il a la quarantaine bien sonnéeeen goed verliezer • un bon perdantdoe maar goed wat zout in de soep • n'hésite pas à bien saler la soupeik ben het goed zat • j'en ai par-dessus la têteik ben wel goed maar niet gek • je ne suis pas tombé sur la têtehet goed doen • bien marcherhij kan het er goed van doen • il a de quoi, il a les moyensals ik het goed heb • si je ne me trompewij hebben het goed • nous ne manquons de rien〈 ironisch〉 is het nou goed? • ça y est, maintenant?het is mij goed • (je suis) d'accordhet is ook nooit goed! • tu (il) n'es (n'est) jamais contenthij kan geen goed meer doen • on critique tout ce qu'il faitdat komt wel weer goed • ça va s'arrangergoed kunnen leren • apprendre facilementer goed op staan • 〈 letterlijk〉 être bien (sur une photo); 〈 figuurlijk〉 avoir réussi; 〈 ironisch〉 avoir tout gâchéhij heeft goed praten • il a beau direhet eten ruikt goed • le repas sent bondie jas staat je goed • ce manteau te va bienhij was niet zo goed of hij moest betalen • il a bien fallu qu'il paiedat was maar goed ook! • heureusement!zou u zo goed willen zijn … • voudriez-vous avoir la gentillesse de …het zou goed zijn, als je … • il serait bon que tu …net goed! • (c'est) bien fait!ook goed! • d'accord!dat touw is precies goed • c'est exactement la corde qu'il nous, me fautalles goed en wel maar … • c'est bien beau (tout ça), mais …ik was nog maar goed en wel thuis of … • j'étais à peine à la maison que …goed zo! • très bien!zo goed en zo kwaad als het gaat • tant bien que malgoed bij zijn • être éveillézij zijn weer goed met elkaar • ils se sont réconciliésdat is goed om te weten • c'est bon à savoirwaar is dat goed voor? • à quoi ça sert?hij is nergens goed voor • il n'est bon à riengoed voor ƒ 1000,- • bon pour 1000 florinshij is goed voor een paar ton • 〈m.b.t. bezit〉 il a bien quelques briques; 〈m.b.t. verdienen〉 il se fait bien quelques briqueshij is er niet te goed voor • il en est bien capabledat is een goeie! • elle est bien bonne!dat is te veel van het goede • c'est trop, vraimenthet goede doen • faire le bienniet veel goeds • pas grand-chose de bonzich niet goed voelen • ne pas se sentir bienzij is er goed mee • cela l'arrange bienze is onderweg niet goed geworden • elle a eu un malaise en cours de routezo goed als • pratiquementhet boek is zo goed als af • le livre est pratiquement terminé -
12 mislopen
mislopen1 [iemand, iets niet treffen] manquer2 [iets niet krijgen] ne pas obtenir1 [misgaan] mal tourner♦voorbeelden:1 dat loopt mis! • ça va mal finir! -
13 mislopen
-
14 aflopen
1 [weglopen] s'éloigner (de)2 [+ op][zich haastig begeven naar] se hâter d'aller (vers)4 [m.b.t. wekkers] sonner5 [wegstromen] s'écouler (de)7 [zich naar beneden uitstrekken] être en pente8 [ergens afgaan] se détacher (de)♦voorbeelden:1 niet van je plaats aflopen! • ne quitte pas ta place!de afgelopen nacht • la nuit dernièregoed aflopen • bien se terminerslecht aflopen • mal tournerhet loopt af met hem • sa fin approchehoe is het met die zaak afgelopen? • comment s'est terminée cette affaire?7 de rivier loopt hier sterk af • ici, la rivière a une forte penteeen aflopende weg • un chemin qui descendII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [doorlopen] parcourir♦voorbeelden:2 in hoeveel tijd kan men die afstand aflopen? • combien de temps faut-il pour parcourir cette distance? -
15 dat loopt onvermijdelijk fout
dat loopt onvermijdelijk fout -
16 dat loopt subiet mis
dat loopt subiet mis -
17 lopen
2 [rennen; blootgesteld worden aan] courir3 [zich verplaatsen; voortbewogen worden] aller4 [stromen] couler5 [in werking zijn] marcher7 [zich uitstrekken] s'étendre9 [+ onbepaalde wijs][bezig zijn met] être en train (de faire qc.) 〈 in verleden tijd te vertalen door imparfait〉♦voorbeelden:over zich laten lopen • tout supporter sans rechigner〈 figuurlijk〉 ergens tegenaan lopen • tomber sur qc.achter iemand aan lopen • suivre qn.; 〈 figuurlijk〉 courir après qn.het is te ver om te lopen • c'est trop loin pour y aller à piedhet lopen • la marche à piedde atleten liepen zich warm • les athlètes couraient pour s'échaufferhet op een lopen zetten • prendre ses jambes à son couhij liep wat hij kon • il courait à perdre haleinelopen! • courez!het boek loopt goed • le livre se vend très bienlos lopen • être en libertéhij loopt voor elk wissewasje naar de dokter • il va chez le médecin pour le moindre boboeen rilling liep over haar rug • un frisson courut le long de son dosalles laten lopen • être incontinenthet bloed loopt uit de wond • le sang coule de la blessureeen motor die slechts loopt op loodvrije benzine • un moteur qui ne consomme que de l'essence sans plombde meningen lopen hierover uiteen • à ce propos, les avis sont partagésdeze weg loopt naar Haarlem • cette route conduit à Haarlemdeze registers lopen over een lange periode • ces registres s'étendent sur une longue périodehet gebergte loopt van het oosten naar het westen • la chaîne de montagnes s'étend d'est en ouestde zaak loopt fout • ça va mal finiralles loopt gesmeerd • tout marche comme sur des rouletteshet moet al heel raar lopen als … • il est peu probable que … 〈+ aanvoegende wijs〉ze liepen uren te wandelen • ils se promenaient des heures entièresdeze schoenen lopen gemakkelijk • ces souliers sont très confortableshet loopt wel los • cela finira par s'arrangerdat is te gek om los te lopen • il y a de l'abusin de duizenden lopen • se chiffrer par millierstegen de zestig lopen • aller sur ses soixante ansII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [deelnemen aan] suivre♦voorbeelden:1 [naderen] approcher (de)♦voorbeelden: -
18 onvermijdelijk
♦voorbeelden:dat was onvermijdelijk! • cela devait arriver!zich in het onvermijdelijke schikken • se résigner à l'inéluctablehet onvermijdelijke van de dood • la fatalité de la mort -
19 opnemen
1 [algemeen] prendre2 [op zich nemen] se charger de3 [waarnemen] examiner4 [nauwkeurig opmeten] mesurer5 [fotografie] prendre6 [film] tourner7 [m.b.t. geluid] enregistrer8 [+ in][een plaats geven in] incorporer (dans)9 [in de geest laten doordringen; verteren] assimiler♦voorbeelden:het gesprek weer opnemen • reprendre la conversationde pen opnemen • prendre la plumeeen snipperdag opnemen • prendre un jour de congégevallen steken opnemen • reprendre des mailles filéesiets ernstig opnemen • prendre qc. au sérieuxhet goed opnemen • le prendre bieniets verkeerd opnemen • prendre mal qc.opnemen in het ziekenhuis • hospitaliserhet tegen iemand opnemen • s'attaquer à qn.het voor iemand opnemen • prendre parti pour qn.9 iets goed in zich opnemen • prendre bonne note de qc. -
20 rug
♦voorbeelden:1 hij heeft een brede rug • 〈 schuld krijgend〉 on lui met tout sur le dos; 〈 veel verdragend〉 il a bon doseen hoge rug (op)zetten • faire le gros doseen open rug • un spina-bifidamet ronde rug • le dos rondiemand de rug toekeren • tourner le dos à qn. 〈 ook figuurlijk〉je kunt mijn rug op! • tu peux te fouiller!〈 figuurlijk〉 achter de rug van iemand kwaadspreken • médire de qn. derrière son dosdat is weer achter de rug • voilà qui est faitde feestdagen zijn achter de rug • les fêtes sont derrière nouseen moeilijke tijd achter de rug hebben • venir de passer une période difficilede zestig al achter de rug hebben • avoir dépassé les soixante anspijn in de rug hebben • avoir mal au dosde wind in de rug hebben • avoir (le) vent arrièremet de rug tegen iets aan zitten • être adossé à qc.met de rug tegen de muur staan • être au pied du muriemand met de rug tegen de muur zetten • mettre qn. au pied du murop zijn rug liggen • être allongé (sur le dos)het loopt mij koud over mijn rug • j'en ai froid dans le dos
- 1
- 2
См. также в других словарях:
tourner — [ turne ] v. <conjug. : 1> • 980; lat. tornare « façonner au tour, tourner » I ♦ V. tr. 1 ♦ (mil. XIIIe) Façonner au tour (2.). Tourner le buis, l ivoire. (XVIe) Fig. Agencer, arranger (les mots) d une certaine manière, selon un certain… … Encyclopédie Universelle
MAL — Le propre du mal tient en ceci qu’il ne peut être nommé, pensé, vécu qu’en relation avec une certaine idée du bien. Qu’il n’y ait pas de bien en soi, que ce que les hommes appellent le bien soit relatif aux situations et aux cultures, et le mal… … Encyclopédie Universelle
tourner — (tour né) v. a. 1° Façonner au tour. 2° Fig. par comparaison avec la façon d un tour, arranger d une certaine manière les mots et les pensées. 3° Détacher en spirale l écorce d un fruit. 4° Mouvoir en rond, circulairement. 5° D une… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
TOURNER — v. a. Mouvoir en rond. Tourner une roue. Tourner une broche. Il se dit aussi De plusieurs autres mouvements, pour peu qu ils tiennent du mouvement en rond. Tourner la tête. Tourner les yeux. Tourner les regards. Il s emploie souvent avec le… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
tourner — I. Tourner. v. act. Mouvoir en rond. Tourner une rouë. tourner une broche. On dit, Faire tourner le sas, pour dire, Faire une espece de sortilege en faisant tourner un sas, par le moyen dequoy on pretend descouvrir l autheur d un larcin. Il se… … Dictionnaire de l'Académie française
mal — mal, ale (mal, ma l ; au pluriel, maux, qu on prononce mô ; l x se lie : des mô z affreux) 1° Adj. Quinuit, qui blesse. 2° S. m. Ce qui nuit, ce qui blesse. 3° La part de mal qui, aux yeux de l homme, règne dans l univers. 4° Ce qui est… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
mal — MAL, male. adj. Meschant, mauvais. Il n est en usage que dans quelques mots composez qui se trouveront chacun dans leur ordre sous leur simple, comme, Malheur. maltalent. malencontre. maladventure. à la maleheure, &c. Mal. s. m. Ce qui est… … Dictionnaire de l'Académie française
Tourner ma page — Single par Jenifer extrait de l’album Lunatique Face A Tourner ma page Face B Mal Lunée Sortie 2007 Enregistrement 2007 … Wikipédia en Français
TOURNER — v. tr. Mouvoir en rond, imprimer un mouvement circulaire, un mouvement de rotation. Tourner une roue. Tourner une broche. Se tourner dans son lit. Tournez vous, que je voie si cette robe vous va bien par derrière. Tourner un film, Prendre des… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
tourner — vt. /vi., virer, détourner ; se détourner ; renverser, retourner, mettre sens dessus dessous ou sens devant derrière ; devenir (rouge...), virer (au rouge...) ; tourner l attelage au bout du champ ; mettre dans un autre sens, changer de tourner… … Dictionnaire Français-Savoyard
tourner — I. Tourner, ou faire et façonner au tour, Tornare, Calices ex terebintho solitus facere torno. Plin. {{t=g}}tornoô,{{/t}} id est, rotundum facio. Tourné, ou fait et façonné au tour, Tornatus, Tornatilis. II. Tourner, act. acut. Est proprement… … Thresor de la langue françoyse